Als u als ondernemer een besloten vennootschap (BV), een coöperatieve vennootschap (CV) of een naamloze vennootschap (NV) opricht, verplicht het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) u om een financieel plan op te stellen. Dat was al zo, maar nu wordt die verplichting dwingender en ruimer.

Financieel plan: 2 doelen


De verplichting om een financieel plan op te stellen bij de oprichting van uw vennootschap, heeft 2 doelen.

Eerst en vooral wil men u als oprichter laten nadenken over uw beslissing om een vennootschap op te richten. Is er een overeenstemming tussen de activiteit die u wil opstarten en het kapitaal dat u daarvoor ter beschikking hebt?

Daarnaast wil men de beperkte aansprakelijkheid voorbehouden voor wie op een ernstige manier een zaak wil opstarten. Dit beperkt uiteraard ook de onderliggende waarborg van de schuldeisers van de vennootschap. Als u een vennootschap opricht met onvoldoende middelen, misleidt u eigenlijk uw schuldeisers. En dat wil men voorkomen.


Oprichtersaansprakelijkheid


Stel dat uw vennootschap binnen de 3 jaar na de oprichting failliet wordt verklaard. Als in dat geval het startkapitaal bij de oprichting ervan ontoereikend was voor de normale uitoefening van de voorziene activiteit over minstens 2 jaar, kan u als oprichter (samen met eventuele medeoprichters) hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de verbintenissen van de vennootschap. De rechter bepaalt de mate van aansprakelijkheid op het moment van de faillietverklaring.


Onderscheid tussen oprichters en inschrijvers


Het WVV maakt een onderscheid tussen oprichters en inschrijvers. In principe is iedereen die bij de oprichtingsakte aanwezig is, een oprichter.

Bij een BV en een NV kan men in de oprichtingsakte specifiek aanduiden wie er oprichter is. De oprichters moeten als aandeelhouders samen minstens 1/3 van de aandelen bezitten. Iedereen die niet specifiek werd aangeduid als oprichter, is inschrijver en kan enkel inschrijven op aandelen tegen een inbreng in geld.

Ook bij een CV is er een onderscheid tussen oprichters en inschrijvers. Er moeten minstens 3 oprichters zijn.


Wat moet het financieel plan bevatten?


Als u een financieel plan opstelt, moet u ervoor zorgen dat het de volgende elementen bevat:

  • een nauwkeurige beschrijving van de voorziene activiteit van de vennootschap
  • een overzicht van alle financieringsbronnen bij de oprichting van de vennootschap en eventueel de verstrekte zekerheden
  • een openingsbalans
  • een inschatting van de balansen na 12 en 24 maanden (= de geprojecteerde balansen)
  • een inschatting van de resultatenrekening na 12 en 24 maanden (= de geprojecteerde resultatenrekening)
  • een begroting van de verwachte inkomsten en uitgaven voor een periode van minstens 2 jaar na de oprichting
  • een beschrijving van de gehanteerde hypotheses bij de inschatting van de verwachte omzet en de verwachte rentabiliteit
  • de naam van de externe deskundige die u bijstand verleende bij de opmaak van het financieel plan (indien van toepassing)

Balansen en resultatenrekening bij de oprichting


We geven u een aantal richtlijnen voor het opstellen van de bovenstaande elementen van het financieel plan.

Een openingsbalans bevat in principe een inbreng: in geld (concreet: een bankrekening op de actiefzijde en een inbreng op de passiefzijde), of in natura (concreet: de staat van de activa en de passiva die voortvloeit uit het verslag van de bedrijfsrevisor)

Voor het opstellen van de geprojecteerde balansen gebruikt u het werkkapitaal als basis. Dat kapitaal heeft de onderneming nodig om te kunnen draaien, en hangt af van de voorziene activiteit en de bijzonderheden van de onderneming (investeringen, afschrijvingsbeleid, voorraden, betalingsvoorwaarden…). U kan de geprojecteerde balansen opmaken volgens het microschema van de jaarrekening, maar u mag ook een verkort of volledig schema opmaken.

Voor de geprojecteerde resultatenrekening moet u de brutomarge gebruiken en niet de omzet.

De geprojecteerde balansen en resultatenrekening mogen een andere periodiciteit hebben dan 2 periodes van 12 maanden, op voorwaarde dat ze in totaal betrekking hebben op een periode van minstens 2 jaar na de oprichting van de vennootschap. Dat is bijvoorbeeld van belang als de eerste boekjaren korter of langer zijn dan 12 maanden.


Begroting van inkomsten en uitgaven


In het financieel plan vermeldt u ook de verwachte inkomsten en uitgaven voor een periode van minstens 2 jaar na de oprichting van de vennootschap, in principe onder de vorm van een ‘kasstromentabel’. Met deze tabel kan u berekenen of het startkapitaal bij de oprichting toereikend is voor de uitoefening van de voorziene activiteit gedurende minstens 2 jaar.


Verwachte omzet en rentabiliteit


Ten slotte geeft u in het financieel plan een beschrijving van de gehanteerde hypotheses bij de inschatting van de verwachte omzet en de verwachte rentabiliteit. De bedoeling is dat u een realistische becijfering van de omzet geeft, op basis van marktonderzoek en gepaste prospectie. Als oprichter moet u dus aangeven wat u ziet als een haalbaar activiteitenvolume en als een realistische prijszetting. Het financieel plan moet met andere woorden de redenering bevatten die de basis vormt voor de voorziene omzet.