De Kaaimantaks

De Belgische belastingadministratie strijdt al enige tijd tegen bepaalde buitenlandse vermogensstructuren, zoals trusts, Liechtensteinse ‘Anstalts’ en ‘Stiftungs’ en vennootschappen in vluchtlanden. Dit hoofdzakelijk om twee redenen.

In eerste instantie laten deze constructies in sommige gevallen toe een bepaald vermogen te onttrekken aan het zicht van de Belgische belastingadministratie. Ten tweede vindt er in België geen of slechts een uitgestelde belastingheffing plaats wanneer een buitenlandse structuur inkomsten ontvangt en die niet onmiddellijk uitkeert aan een Belgische aandeelhouder of begunstigde van de structuur.

In dat kader verplicht de wetgever alle Belgische belastingplichtigen (natuurlijke personen) sinds het aanslagjaar 2014 (inkomsten 2013) om op hun belastingaangifte te vermelden of ze oprichter of begunstigde zijn van een ‘juridische constructie’. Deze ingreep zou ervoor moeten zorgen dat belastingplichtigen ontmoedigd worden om hun heil te zoeken in dit soort constructies, en dat de taak van de belastingcontroleur vereenvoudigd wordt.

Daarenboven werd in 2015 de Kaaimantaks ingevoerd. Door deze maatregel worden de oprichters of de derde begunstigden van een juridische constructie onmiddellijk belast op de inkomsten ervan, alsof ze die zelf ontvangen hebben.

Twee types juridische constructie

De Kaaimantaks viseert twee types juridische constructie:

  • constructies zonder rechtspersoonlijkheid, met name trusts en andere fiduciaire verhoudingen. Voor dit type bestaat er geen zwarte lijst van constructies;
  • constructies met rechtspersoonlijkheid die niet onderworpen zijn aan een inkomstenbelasting van minimum 15 % van hun belastbaar inkomen, berekend volgens de Belgische fiscale regels.
    Voor dit type juridische constructie zijn er 2 zwarte lijsten:
    • een exhaustieve lijst voor de EER-structuren, die onder meer de Liechtensteinse ‘Anstalt’ en ‘Stiftung’, en de Luxemburgse SPF en Fondation Patrimoniale bevat;
    • een indicatieve en niet-exhaustieve lijst voor de niet-EER-constructies, die onder meer de ‘Fondation' uit Zwitserland bevat.

Volgende entiteiten vallen buiten het toepassingsgebied van de Kaaimantaks :

  • institutionele en publieke (alternatieve) ICB’s;
  • beursgenoteerde bedrijven;
  • pensioenfondsen;
  • juridische constructies die op hun plaats van vestiging een daadwerkelijke economische activiteit uitoefenen, en er voldoende ‘substantie’ (lokalen, personeel, uitrusting) hebben.

In de eerste drie gevallen moeten de aandelen of rechten van de entiteit wel gehouden worden door verschillende, niet-verbonden personen.

De personen die belast worden op de inkomsten die de juridische constructie heeft ontvangen, zijn in eerste instantie de oprichters. Dat zijn de personen die de juridische constructie hebben opgericht of er goederen in hebben ondergebracht. Het kan ook gaan om de erfgenamen van deze personen (na hun overlijden) of de houders van de aandelen of de certificaten van de juridische constructie.

De oprichters ontsnappen aan de belasting indien ze kunnen bewijzen dat de juridische constructie de inkomsten die ze heeft ontvangen, aan een derde begunstigde heeft uitbetaald. Is de derde begunstigde een Belgische rijksinwoner, dan zal die in België belast worden op de verkregen inkomsten.

De belastingdruk (belastbare basis, tarief …) wordt berekend alsof de oprichter of de derde begunstigde de inkomsten rechtstreeks ontvangen heeft.

Voorbeeld

Jan heeft een trust opgericht voor zijn 2 kinderen, Sofie en Thomas, en zijn vriendin Sabine – allemaal Belgisch rijksinwoner. Bij het overlijden van Jan, die geen testament heeft opgesteld, worden Sofie en Thomas volgens de regels van de Kaaimantaks ‘oprichters’, elk voor 50 %. 

In 2015 ontvangt de trust een dividend van 100 en wordt een meerwaarde op aandelen van 100 gerealiseerd. De trust keert geen inkomsten uit. Sofie en Thomas worden geacht elk een dividend van 50 te hebben ontvangen en een meerwaarde op aandelen van 50 te hebben gerealiseerd. In hun belastingaangifte zullen ze elk een dividend van 50 moeten aangeven, belast aan 25 % (behalve indien het al onderworpen is geweest aan de Belgische roerende voorheffing). Ze hoeven de meerwaarde op de aandelen niet aan te geven in hun aangifte personenbelasting, want als ze die meerwaarde zelf zouden gerealiseerd hebben, zouden ze er ook niet op belast zijn (in de veronderstelling dat de meerwaarde gerealiseerd werd in het kader van een normaal beheer van een privévermogen). 

In 2016 ontvangt de trust opnieuw een dividend van 100 en wordt opnieuw een meerwaarde op aandelen van 100 gerealiseerd. Sabine krijgt 200 uitgekeerd. Sofie en Thomas zullen niets moeten aangeven, op voorwaarde dat ze kunnen bewijzen dat 200 werd uitgekeerd aan Sabine. Zijzelf moet een dividend van 100 aangeven (in de veronderstelling dat de meerwaarde gerealiseerd werd in het kader van een normaal beheer van een privévermogen, en niet onderworpen is aan de speculatietaks).

Als een juridische constructie (met rechtspersoonlijkheid) een dividend of een liquidatiebonus uitkeert, zal op dat dividend of die liquidatiebonus in principe RV verschuldigd zijn. Het dividend of de liquidatiebonus kunnen evenwel voortkomen uit inkomsten die al in België werden belast (door de Kaaimantaks). Er zijn regels om deze dubbele belasting te vermijden, maar deze kunnen in de praktijk soms moeilijk toepasbaar zijn.

De Kaaimantaks is van toepassing op inkomsten die werden verkregen, toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2015.

Jobert Van In, fiscaal expert bij Belfius Bank & Verzekeringen